21 | Ik zal mijn heerlijkheid onder de naties presenteren: 1)
alle naties zullen zien het rechtsgeding dat ik heb gevoerd en mijn hand, die ik op hen heb gelegd. |
22 | Het huis Israël zal weten
dat ik JHWH hun god ben van die dag af aan. |
23 | De naties zullen weten
dat het huis Israël om zijn ongerechtigheid in ballingschap is gegaan. Omdat zij mij ontrouw waren verborg ik mijn aangezicht voor hen. Ik gaf hen in de hand van hun benauwers zodat zij allen door het zwaard vielen. |
24 | Naar hun onreinheid en naar hun opstandige daden heb ik hen gedaan
ik verborg mijn aangezicht voor hen. |
25 | Daarom
- zo zegt mijn heer JHWH - nu zal ik in de gevangenschap van Jakob een keer brengen 2) en mij ontfermen over het hele huis Israël. Ik zal ijveren voor mijn heilige Naam. |
26 | Hun smaad zullen zij vergeten 3)
alle ontrouw waarmee zij mij ontrouw waren wanneer zij veilig op hun grond wonen en er niemand is die [hen]opschrikt. |
27 | Wanneer ik hen heb teruggebracht uit de volken
hen heb verzameld uit de landen van hun vijanden en mij aan hen heilig voor de ogen van de vele naties. |
28 | zullen zij weten
dat ik JHWH hun god ben wanneer ik hen in ballingschap doe gaan naar de naties en [wanneer] ik hen op hun [eigen] bodem verzamel en niemand van hen daar achterlaat. |
29 | Ik zal mijn aangezicht niet meer voor hen verbergen
want ik giet mijn geest uit over het huis Israël. - Godsspraak van mijn heer JHWH - |